cantate

Cantate ‘Herz und Mund und Tat und Leben’ BWV 147, J.S. Bach (1685- 1750)
Cantate Consort, barokorkest en solisten o.l.v. Jelte Hulzebos

Agnes van Laar – sopraan
Rosanne van Sandwijk – mezzosopraan
Twan van der Wolde – tenor
Jasper Schweppe – bas

Voorganger: Ds. Evert Jan Veldman
Organist: Mannes Hofsink


In 1717 componeerde Bach voor de vierde adventszondag cantate BWV 147a, waarvan de muziek verloren is gegaan. Wel beschikken we over een tweede versie van dit werk dat werd uitgevoerd op 2 juli 1723 voor Maria Visitatie.
BWV 147 is een groots opgezette cantate in twee delen waarbij de beide delen worden gescheiden door de preek. Een uitgebreide orkestbezetting van strijkers, baroktrompet en alle hobosoorten, gecombineerd met een gevarieerde instrumentatie maakt deze cantate bijzonder.
Het openingskoor heeft een symmetrische opbouw met veel imiterende en fugatische elementen, steeds gescheiden door instrumentale gedeelten. De recitatieven en aria’s zijn zeer divers qua instrumentatie en sfeer: contemplatief, dansant en energiek. Het zesde en tiende deel is het overbekende ‘Wohl mir, daβ ich Jesum habe’.